Meten van lichaamstrillingen

Trillingen van objecten veroorzaken lichaamstrillingen bij mensen. Een goed voorbeeld hiervan is trillingen, welke voorkomen in voertuigen; deze worden doorgaans via de stoel en/of de vloer overgebracht op de bestuurder. Nadelige effecten van langdurige blootstelling zouden bijvoorbeeld rugaandoeningen of zelfs erger kunnen zijn. Risico’s treden op bij hoge, langdurige, herhaaldelijke en regelmatige blootstelling aan trillingsniveaus, vooral wanneer deze gepaard gaan met heftige schokken, hierbij kan namelijk schade ontstaan in de onderrug. Voorbeelden waar deze trillingen kunnen voorkomen, zijn onder andere heftrucks, bulldozers, vrachtwagens helikopters, e.d. Lichaamstrillingen komen niet alleen voor bij zittende maar ook bij staande en zelfs liggende lichaamshoudingen van de persoon. Wanneer de stand van bijvoorbeeld de stoel verkeerd is of wanneer een persoon zich in een verkeerde houding bevindt zal de lichamelijke schade groter worden. Ook kan het herstel van de persoon, na het wegnemen van de trillingsoorzaak, langdurig zijn. In de Europese onderzoeksprojecten VINET en VIBRISKS zijn procedures opgemaakt om blootgestelde personen te screenen en, personen welke symptomen vertonen ten gevolge van blootstelling aan mechanische trillingen, correct op te volgen. Bij personen waar men vermoedt dat deze (overmatig) blootgesteld worden, aan trillingen is het mogelijk deze te meten. Belangrijk is dat de meting wordt uitgevoerd conform ISO-norm 2631met seatpad accelerometer.

Deze wordt op de stoel geplaatst, waarna de persoon op de seatpad gaat zitten. Dit is een van de cruciale punten waar meetfouten kunnen ontstaan. De persoon dient namelijk rustig te blijven zitten en zich over te geven aan de trillingen die het voertuig doorgeeft. Wanneer de persoon gaat verzitten, is dit een punt in de meeting waar fouten gemaakt kunnen worden met als gevolg dat de totale meting beïnvloed wordt. De tijdsduur van een dergelijke meting hangt af van het af te leggen traject. Dit wil zeggen wanneer een traject bestaat uit een zelfde ondergrond kan men volstaan met een kortere meting. Wanneer dit niet het geval is en er sprake is van verschillende ondergronden dient men langer te meten. De duur van de meting moet naar inzicht bepaald worden. Hierin schrijft de ISO-norm 2631 een minimale tijdsduur van 2,5 minuten voor.

Wanneer met een voertuig over verschillende ondergronden gereden wordt, is het raadzaam, indien mogelijk, deze apart te meten zoals: een magazijn met een vlakke vloer met daar aan verbonden een buiten opslag met een ondergrond bestaande uit klinkers. Belangrijk hierin is de snelheid waarmee gereden wordt, deze is in hoge mate bepalend voor de resultaten. Deze dient constant te zijn en is daarmee ook een punt waarop meetfouten kunnen ontstaan. De uitkomst geeft goed weer wat de blootstelling zou zijn wanneer de persoon de gehele dag op een zelfde ondergrond zou rijden. Na de meting wordt er een gewogen gemiddelde bepaald, om daarmee het risico te bepalen van een normaal uitgevoerde taak. Tot slot is het aantal metingen afhankelijk van de situatie tijdens de metingen. Normaliter zou een goede meting volstaan, echter wanneer er tijdens de meting omstandigheden zijn voorgekomen, welke niet bij de normale werkzaamheden horen, is het raadzaam vervolgmetingen uit te voeren. De resultaten van de metingen, dus het gemiddelde van de intensiteit zal uitgedrukt worden in m/s2 in de waarden per X,Y en Z-as en daarmee ook bepalen in welke richting de grootste trillingen geprojecteerd worden. Hieruit volgt de dominante as als resultaat. In geval van meerdere metingen kunnen de uitkomsten (dominante assen van alle metingen) samengevoegd worden en geëxtrapoleerd worden naar een dagdosis.