Aerosol Spectrometrie
Een combinatie van het aanzuigdebiet, de inlaatnozzle en het gebruik van een luchtgordijn maakt dat de deeltjes welke intreden als een “parelketting”worden geordend. Vervolgens gaan de deeltjes door een (laser)lichtvlak. Onder een hoek (vaak 90 graden) is enerzijds een detector geplaatst en anderzijds een spiegel. Tegenover de bron is een “lichtvang” geplaatst, meestal bestaande uit een mat-zwarte koker. Op deze manier wordt alleen het lichtsignaal op de detector verkregen welke het gevolg is van de verkregen directe lichtverstrooiing van het deeltje onder 90 graden (direct op de detector en via de spiegel). De deeltjes gaan dus achtereenvolgens door het (laser)lichtvlak en de detector genereert als gevolg hiervan de meetsignalen.
Ieder signaal dat wordt verkregen vertegenwoordigt een deeltje. Daarmee worden de aantallen deeltjes bepaald. De hoogte van het signaal is een maatvoering voor de deeltjesgrootte. Een meting met een aerosolspectrometer resulteert dus in deeltjesaantallen en bijbehorende deeltjesgrootte. Middels het toepassen van de dichtheid van het deeltje, wordt de data omgerekend naar een massa-verdeling. Er wordt bij deze berekening aangenomen dat de deeltjes perfect bolvormig zijn. Vervolgens kunnen efficiëntie curves worden geïmplementeerd van diverse stofmeetkoppen of als gedefinieerd in bepaalde normen. Zo kunnen de diverse massafracties berekend worden. Met een Aerosol Sepectrometer kunnen dus simultaan diverse massafracties worden verkregen als Inhaleerbaar stof, Thoracaal stof en Respirabel stof (als gedefinieerd in NEN-EN481), maar ook PM10 en PM2,5 (als gedefinieerd in NEN-EN12341). Vaak is ook een curve geïmplementeerd voor PM1.
Voor “arbeidsplaatsmetingen” past Grimm Aerosoltechnik GmbH een vaste dichtheidswaarde toe voor alle kanalen (deeltjesgrootten) bij haar Aerosol Spectrometers. Voor “milieumetingen”(PM fracties) is de gebruikte dichtheid afhankelijk van de deeltjesgrootte in de berekening. Om een goede meting te verkrijgen, is het belangrijk dat bij de monstername geen kerncondensatie plaatsvindt. Dit is een risico bij hogere vochtigheden. De deeltjes worden als gevolg hiervan niet correct geclassificeerd en is er een afwijking op de meting. Dit risico is laag bij binnenluchtmetingen. Echter bij zowel buitenlucht- als procesmetingen is een goede conditionering noodzakelijk. Mogelijkheden zijn: verwarmen, verdunnen en permeatie droging. Afhankelijk van uw toepassing kunnen wij u adviseren omtrent een geschikte conditionering.